draailogo Do Foundation Do Dance Do Records Do Music Do Mailorder
do records

Jakob van Domselaer

 

pianomuziek


CD's:

DVD's:

bestel

info

 

 

disc

Kees Wieringa - piano

alleen verkrijgbaar via iTunes

1-9 Proeven van Stijlkunst I - IX (1913-17)
10-13 Sonate no.9 (1924)



Jakob van Domselaer (1890-1960) Jakob Van Domselaer is op 15 april 1890 te Nijkerk in Nederland geboren. Na enkele jaren orgel en pianoles van Johan Enderlé en Willem Petri volgt Van Domselaer compositie en pianolessen bij dr. Johan Wagenaar te Utrecht. De jaren bij Wagenaar zijn voor Van Domselaer bijzonder vruchtbaar geweest. Op advies van Wagenaar vertrekt Van Domselaer in de zomer van 1911 naar Berlijn om de pianostudie voort te zetten bij Frédèric Lamond. In Berlijn komt hij met veel internationale figuren uit de kunstwereld in aanraking. Een grote invloed op Van Domselaer hebben de concerten van Busoni. Door een intensief en bijna dagelijks kontakt met de kring rond Busoni krijgt hij inzicht in de verschillende opvattingen van Busoni en Schönberg. In 1914 introduceert Van Domselaer de muziek van beiden in Nederland.
Vanaf 1918 houdt Van Domselaer zich onafgebroken bezig met het componeren.
In de laatste 40 jaar van zijn leven woont hij in betrekkelijke afzondering in Bergen (NH) waar hij 39 Sonates, Suites en Variaties, 2 Pianoconcerten en een Symfonie voltooit.

Recording and editing: Bert van Dijk, Recording: Ruïnekerk, Bergen (Holland, 5/1994), Piano: Ypma (Alkmaar), Notes: Kees Wieringa, Translation: Rob Pland, Design: Kees Wieringa

With thanks to: Wim Van Domselaer, Simeon ten Holt, Dhr. M. Van Alphen de Veer, ThuisKopieFonds, Mieke Krijger (teksten), Haags Gemeentemuseum, Victor Nieuwenhuijs, Erica Baud, Jan Oegema en Ypma Pianos.

Music of Jakob Van Domselaer is published by Edition Oresto, Muiden - Holland (Proeven van Stijlkunst no.1-7), the other compositions are stored in the archives of the The Hague Gemeentemuseum.

voorkant cd achterkant cd

v

Jakob van Domselaer en Piet MondriaanIn 1912 vertrekt Van Domselaer naar Parijs waar hij in contact komt met de schilder Piet Mondriaan (1872-1944). Hier bezint hij zich op de ontwikkeling in de kunst. Jakob Van Domselaer wordt geconfronteerd met het 'wars zijn van alle uiterlijkheid' van Piet Mondriaan. Er groeit een verstandhouding tussen beide kunstenaars. Terug in Nederland in 1913 begint Van Domselaer met het schrijven van de revolutionaire Proeven van Stijlkunst. Mondriaan keert ook terug naar Nederland en huurt in Laren een kamer in het huis van de inmiddels getrouwde Van Domselaer. Hier vinden levendige discussies plaats over de kunst en haar primaire verhouding tot de werkelijkheid. Piet Mondriaan en Van Domselaer hadden in die tijd kontakt met o.a. Driaan Roland Holst, Martinus Nijhoff, Piet Talma, Theo en Nelly van Doesburg en Bart van der Leck.
Als katalysator in het denken van Van Domselaer, Mondriaan en Van Doesburg werkt de filosofie van dr. Schoenmakers. Deze omschreef zijn ideeën als 'positieve mystiek' en 'beeldende wiskunde'. Voor de verschillende kunstuitingen zochten zij naar een vorm van objectiviteit, die de individuele expressie uitsloot.



v

De Nieuwe Kring

In 1916 wordt Van Domselaer lid van 'De Nieuwe Kring', een genootschap van kunstenaars (o.a. Ten Holt, Lau, Raedecker, Talma, van Eyck, Wiegman). De Nieuwe Kring kan als voorloper worden gezien van de latere kunstenaarsgroep 'De Stijl'.
In het 'Journaal van den Nieuwe Kring' probeert Van Domselaer in een serie artikelen met als titel 'Over de Tijdmaat in de muziek' zijn muzikale uitgangspunten te verklaren.
"De oergrond van alle muziek is de tijdmaat. De Tijdmaat is een tweeheid die men zich moet voorstellen als een samenstelling van 'het horizontale' en het 'verticale'. 'Het horizontale' is het zich herhalende in de tijdmaat; 'Het verticale' is de maatslag daarin. 'Het horizontale' en het 'verticale' verhouden zich als het passieve en het aktieve. 'Het verticale', de maatslag, is de polsslag in het 'horizontale', dat daardoor wordt bezield".
De tijdmaat kan worden omschreven als 'eenheid in veelheid', wat weer de verwantschap toont met de ideeën van De Stijl.

Kranenburgh Cahier

v

De Proeven van Stijlkunst

De eerste zeven delen van de negendelige cyclus Proeven van Stijlkunst zijn in 1916 in een uitgave van de Nieuwe Kring gepubliceerd.
Het is de enige muziek die volgens de opvattingen van de Stijlbeweging is geschreven. Muziek is een pure methode. De spanning wordt in het metrum gelegd, niet in het ritme, want dat was het terrein van de individuele expressie. Met name de delen 4, 5, 8 en 9 kunnen worden gezien als een equivalent van een neoplastisch schilderij. Er heerst in deze muziek een 'statische balans'. Van Domselaer schrijft als aanwijzing bij zijn 'Proeven van Stijlkunst': 'De stukken zo te spelen dat het "staande element" (de harmonie) erin op de voorgrond treedt en dat de "gang" (de melodie), ondanks het domineren van het staande element, onbelemmerd en rustig is'.
Akkoorden worden door Van Domselaer 'klankstollingen' genoemd. De Proeven van Stijlkunst zijn een zeer extreme uiting van de toenmalige tijdgeest. Het begrip bij een groter publiek heeft zich tot op heden nog niet gemanifesteerd. Delen uit de cyclus zijn alleen op zogenaamde DADAavonden uitgevoerd door Nelly Van Doesburg.

v

Sonatas, Suites en Variaties

In 1918 begint Van Domselaer weer te componeren door, zoals hij zelf zegt, 'de wil van het geluid te volgen'. Hij was na de laatste Proeven van Stijlkunst in een chaos beland, het pad bleek doodlopend. Er bleef alleen een weg terug over.
Hij kiest voor een meer duidelijke vorm en komt tot zogenaamde 'klankstukken' in de oorspronkelijke betekenis van het woord Sonate. Een goed voorbeeld hiervan is de groots opgezette negende Sonate (1924) of het Tweede Pianoconcert. Het heeft in het eerste deel elementen van een hoofdvorm: er zijn twee thema's, er is een doorwerking en een reprise. Het onrustbarende Scherzo wordt gevolgd door een extatisch, visionair langzaam deel dat het medium 'piano' lijkt te ontstijgen.
Na het gebruiken van de Sonatevorm zoekt Van Domselaer opnieuw naar een vernieuwing in zijn werk. Hij componeert vanaf 1930 vrijwel uitsluitend nog Suites en Variaties. Doordat het werk geen erkenning vindt blijft alleen het zwijgen over. Aan zijn vriend Max Alphen de Veer schrijft hij op 8 januari 1938: 'Alsof er een dam ligt naar de buitenwereld, waarover ik niet kan komen. Ik zou moeten spelen, uitgeven, enz. Het lichtje dat in mijn werk is gaan branden zou op een kandelaar geplaatst moeten worden, terwijl het nu onder de korenmaat in mijn kamer blijft. Dat is geen gemakkelijk te verwerken zaak, maar ik sta machteloos.'

v

Roland Holst over van Domselaer:
"Het is aan het nageslacht te beoordelen of hij gelijk had. Als God hem in zijn werkstukken dat gelijk niet geeft, dan is die God, die hem een leven dwong zich te wijden aan die overtuiging, een raadselachtige verkwister."

Kwatrijn bij een kristal


Voor Jacob van Domselaer bij zijn zestigsten verjaardag
Helder geheim, gesloten oord - doch open
voor wien geen werelds klatergoud kon nopen
afstand te doen van wat hier werd belegd:
de zuiv're winst uit hopen en wanhopen.

Voor Maaike van Domselaer
(op een verjaardag)

Vergun, dat ik u dezen Dag verzoet . . . .
ware verzuurd niet reeds mijn Hartebloed,
ik schonk u dát, en 't ware een volle Beker!
Maar ach, Bonbons doen 't minstens even goed.

 

Maaike van Domselaer-Middelkoop.
Maaike Middelkoop was getrouw met de concertpianist en componist Jacob van Domselaer (15/4/1890-5/1/1960), die in Utrecht en Berlijn had gestudeerd. In 1915 en 1916 huurde Mondriaan een kamer bij de familie van Domselaer in Laren en ontdekte hij een gelijkgestemde musicus. In 1916 verhuisde de familie van Domselaer naar Huize Meerhuizen, waar vele kunstenaars tesamen woonden. Daar kwam eind 1916 ook Charley Toorop en haar kinderen wonen. In 1920 vestigde de familie van Domselaer zich in Bergen. Mevrouw van Domselaer schonk Piet Mondriaan in zijn arme Parijse tijd geregeld 40 gulden om in zijn levensonderhoud te voorzien. In 1968 verscheen van Maaikes hand de publicatie 'Overzicht over leven en werken van Jakob van Domselaer'.

 

v

.


Cahier 17 – ‘De Nieuwe Kring’

Ter gelegenheid van de tentoonstelling in Museum Kranenburgh ‘De Nieuwe Kring  – Filosofen en kunstenaars in Bergen 1916-1919’ (28 mei 2006 – 1 oktober 2006) is verschenen Kranenburgh Cahier nr. 17, met de titel ‘De Nieuwe Kring in Bergen (N.-H.) – Filosofen en kunstenaars in Bergen 1916-1919’. Inleiding Olga Kruisbrink, tekst en samenstelling Wim Vroom.

De Nieuwe Kring was één van de vele kunstenaarsverenigingen in die dagen, die zich alle tegen de moderne beschaving keerden. Zij kwam voort uit De Moderne Kunstkring, een vereniging van avant-garde kunstenaars in Amsterdam, opgericht in 1910 door Conrad Kickert, onder voorzitterschap van Jan Toorop.
Uitzonderlijk was de overheersende plaats die de filosofie bij De Nieuwe Kring innam, een hooggestemd wijsgerig gefundeerd streven naar een nieuwe kunst “als een nieuwe kristallisatie van het absolute”. De Nieuwe Kring gaf tussen maart 1916 en juni 1917 tweewekelijks haar eigen tijdschrift uit: Het Journaal van den Nieuwe Kring.
De leiding lag in handen van een tweetal filosofisch ingestelde intellectuelen, de literator Charles Wijnschenk Dom en de wiskundige (en later Benedictijn) Pieter Talma. De andere leden waren de beeldend kunstenaars Henri ten Holt, M.J. Lau, Jaap Wijand, Matthieu Wiegman en John Rädecker, de dichter P.N. van Eyck en de componist Jakob van Domselaer.
Zij hebben in Bergen een kunstenaarsvereniging gevormd die na heftige onenigheid en een mislukt landbouwbedrijfje al spoedig is uiteengegaan. Ondanks dat bleef men vaak tot op hoge leeftijd contact met elkaar houden.

Dit Kranenburgh Cahier is verkrijgbaar voor E 10,-

v

dr202cover
Klik voor meer informatie over de DVD Klankstollingen, dr202.
De DVD verbeeldt het werk en leven van de componist Jakob van Domselaer

dr001
Bestel deze CD

v

Links

v