'

draailogo Do Foundation Do Dance Do Records Do Music Do Mailorder
do records overzicht van compact discs
najaarsaanbieding! Simeon ten Holt


CD's:

DVD's:


bestel

info

 

 


Canto Ostinato  Icantatie
Natalon in E Incantatie IV Solodevildance Canto Ostinato

Kees Wieringa over de muziek van Simeon ten Holt:

"Reeds vele jaren bezoek ik Simeon ten Holt in het Noord-Hollandse Bergen.
Vaak heb ik de intensieve gesprekken afgesloten met een bezoekje aan het nabij gelegen strand.
Eens, op een heldere avond, begreep ik de betekenis van zijn muziek.
Ik staarde naar de heldere sterrenhemel en hoorde de Ôherhalende klankzee‘nÕ die de muziek van Simeon zo kenmerken.
Op het eerste gezicht leken de losse sterren chaotisch geplaatst.
Hoe langer ik bleef kijken hoe meer sterren ik zag.
Toen ik echt lang bleef kijken ging ik verbanden zien. De sterren leken figuren en vormden herkenbare beelden. De vergelijking met de muziek van Simeon kwam in mij op.
Losse tonen zijn in eerste instantie niet belangrijk, motieven lijken ondergeschikt.
Na langer luisteren klinken er steeds meer motieven, melodische details.
Pas na lange tijd begrijp je dat de losse elementen onderdeel zijn van een groter systeem.
De achtergrond wordt de voorgrond en vormt uiteindelijk de totale compositie.
Na lang luisteren ontstaat er kontakt met zijn muziek en ga je er van houden.
Simeon is met deze muzikale taal een eenling, een eenling in de lage landen.
Niemand is zo consequent, authentiek en tijdloos onder het muzikale firmament".

h

Struikrover

Zijn muzikale ontwikkeling ('ik heb alles onderzocht, van heel oud tot nu toe') liep redelijk synchroon met zijn persoonlijke. "Ik leefde als een struikrover, elke zeven jaar was mijn leven anders. Ik heb een avontuurlijk leven gehad. Ik heb overal en nergens gewoond en gewerkt, ben altijd een buitenstaander en een Einzelgänger geweest. Was er geld, dan was het er, was het er niet, dan niet. Pas op m'n vijfenveertigste heb ik een 'nette' baan als muziekleraar aan het Arnhemse conservatorium geaccepteerd."

Hij woont al weer jaren in het Noord-Hollandse Bergen, zijn geboorteplaats, in een mooi, piepklein, comfortabel verbouwd eenkamerboerderijtje waar hij leeft, werkt en slaapt. Hij komt rond van een aow-uitkering, aangevuld met de auteursrechten van zijn veel verkochte cd's.

Hij is aardiger en socialer geworden, vindt hij zelf. Kookt voor mensen, schenkt een borrel, wijdt zich nu ook aan bijzaken waar hij zich vroeger alleen met de hoofdzaken wilde bezighouden. "Ik was verslaafd aan mijn werk, dat drukte op me. Dat is over. Wat wel blijft is het gevoel dat ik, net als een boer, een bestaan heb en geen professie. M'n bestaan is m'n leven. Soms sta ik midden in de nacht op om een idee uit te werken zoals een boer opstaat als een koe ziek is." Hij heeft een groot vertrouwen in de voorzienigheid. "De voorzienigheid is altijd goed voor me geweest. Als ik iets nodig had kwam het er."

h

Gebruiksaanwijzing

Simeon ten Holt studeerde piano en muziektheorie bij Jacob van Domselaer in Bergen, daarna compositie bij Honegger en Milhaud. Tijdens zijn 'struikrover'-periode experimenteerde hij met tonaliteit, met de diagonaalgedachte, met serialisme en surrealisme, bestudeerde hij de fysica van de muziek en verdiepte hij zich in elektronische muziek.

Een van de eerste werken na de omslag halverwege de jaren zeventig was Canto Ostinato, een werk voor één of meerdere toetsinstrumenten, waarin klankkleur en ruimte een grote rol spelen. Canto Ostinato is al jaren 'in' bij jong en oud, bij de actieve en de passieve muziekbeoefenaar.

Canto Ostinato is, zoals alle daar van afgeleide werken van Ten Holt, een werk met een gebruiksaanwijzing. Die geeft Ten Holt er in de partituur dan ook uitvoerig bij: 'Canto Ostinato is ontsprongen aan een traditionele bron, is tonaal en maakt gebruik van functionele harmonieën die zijn gevoegd naar de regels van de harmonieleer, de wetten van oorzaak en gevolg, spanning en ontspanning.'

Hij gebruikt termen als sectie, akkoordengroepen en kettingstructuur. En: 'Tijd wordt de ruimte waarin het repeterende muzikale object gaat zweven; de componist verwijst met wat hij heeft opgeschreven naar een grens waarachter niemand, hijzelf dus ook niet, weet wat er is of kan worden.' Met andere woorden: 'Men wentelt en keert het in de tijdruimte zwevende muzikale ding en zoekt de verschillende posities ten opzichte van het licht'.

Uitvoerenden worden geacht de eigen partij en het samengaan daarvan met die van andere spelers terdege voor te bereiden; 'De groei en het uitkristalliseren van de interpretatie vormen een proces', schrijft Simeon ten Holt.

h

Meerwaarde

Het proces van Canto Ostinato, de gang van de wanorde naar orde, kan alleen maar tot stand komen als er nauw wordt samengewerkt. Canto Ostinato heeft dan ook een sociaal aspect; dat draait om het vinden van elkaar via overleggen, luisteren, uitproberen en keuzes maken, met als uiteindelijk doel het laten vrijkomen van de emotie, van de 'meerwaarde'.

"Sommige mensen omschrijven mijn werk als mininale muziek of zelfs New Age-muziek. Met die eerste term heb ik niet zo'n moeite, hoewel ik vind dat er in mijn muziek meer gebeurt dan in de minimale muziek. Met New-Age muziek voel ik met niet verwant, die term wordt er vaak op geplakt door mensen die niet echt de moeite nemen te luisteren. Wat ze me aansmeren moeten ze zelf weten. Ik maak wat ik van binnenuit moet maken."

Simeon ten Holt

h

Simeon Ten Holt

De componist Simeon Ten Holt werd in 1923 geboren als derde kind in een gezin van vier kinderen van de schilder Henri F. Ten Holt (1884) en Catharina Maria Cox (1898) in het Noordhollandse Bergen. Vanaf 1935 studeerde hij samen met o.a. Nico Schuijt (1922–1992) piano en theorie bij de Bergense componist Jakob Van Domselaer (1890–1960). De invloed van Jakob Van Domselaer is groot zoals blijkt uit zijn eerste pianocomposities (Kompositie I–IV, Suite en Sonate).
Hij maakte deel uit van een groep kunstenaars waaronder Friso Ten Holt, Gerrit Kouwenaar, Constant Nieuwenhuis en de jonge dichter Jaap Van Domselaer. Zij discussiëerden over kunst en filosofie.
Vanaf 1949 verblijft Ten Holt een paar jaar in Frankrijk waar hij o.a. lessen volgt aan de Ecole Normale bij Honnegger en Milhaud in Parijs.
In 1954 vestigt Ten Holt zich opnieuw in Bergen, ditmaal in een verbouwde bunker uit de tweede wereldoorlog. Hier ontstaat o.a. de belangrijke pianocompositie de Bagatellen (1954). Als reaktie op de strenge tonale invloedsfeer van zijn leermeester Van Domselaer ontwikkelt Ten Holt een eigen methode om greep te krijgen op de begrippen tonaal–atonaal. Hij noemt het de diagonaalgedachte, het gelijktijdig gebruiken van complementaire toonsoorten in tritonusverhouding. Dit resulteert in o.a. de composities Diagonaalsuite (1957), Diagonaalsonate (1959) en Diagonaalmuziek (1956–58).

De maatschappelijke betrokkenheid, de filosofische instelling en bijzonder literaire kwaliteiten van Ten Holt komen tot uiting in een aantal artikelen over muziek die werden gepubliceerd in het literaire tijdschrift Raster tussen 1968 en 1973. In een toelichting bij een concert van eigen werk zegt hij (1974): 'Het centrum–gerichte tonale systeem is geworteld in een relatie–modaliteit die, in zijn maatschappelijke aspekt vertaald, slavernij en machtsmisbruik, voorrecht en onrecht bestendigt en krachtens zijn struktuur en oorsprong beladen is met historische schuld. In een in het tonale systeem geschreven compositie horen we altijd een verdrongen geheugen, een slecht geweten en de wens betrokken te zijn bij de uitoefening van de macht door een bevoorrechte groep.'

h

In 1968 richt Ten Holt de, nog steeds bestaande, Werkgroep Bergen Hedendaagse Muziek op. Voor deze werkgroep organiseert Ten Holt concerten met uitsluitend hedendaagse muziek, eerst in het Kunstenaarscentrum Bergen, later in de Ruïnekerk. Daarnaast is Ten Holt aktief als pianist met het uitvoeren van eigen werk.
Tijdens het Holland Festival van 1969 wordt zijn slagwerkcompositie 'Tripticon' (1956) uitgevoerd. In het Sonologisch Instituut te Utrecht en in zijn eigen huisstudio werkt hij tussen 1969 en 1975 aan enkele elctronische composities (Inferno I en II, I am Sylvia But Somebody Else). In deze periode bezoekt Ten Holt geregeld het Warschauer Herfst Festival en heeft kontakten in New York.

Ten Holt heeft hedendaagse muziek gedoceerd aan de Akademie voor Beeldende Kunsten te Arnhem van 1970–87. Hij experimenteerde daar met groepsimprovisaties wat in de laatste jaren leidde tot enkele uitvoeringen voor Arnhemse Festivals. (Een vorm van totaaltheater waarbij de studenten onder zijn leiding verantwoordelijk waren voor de muziek, choreografie en het theatrale beeld.)
Een doorbraak vormde de uitvoering van ..A/.ta–lon door het Asko Ensemble tijdens het Holland Festival van 1978. In deze seriële compositie uit 1966–68 voor mezzosopraan en 36 pratende en spelende instrumentalisten gebruikt Ten Holt de taal als fonetische ordening.
Reeds een jaar later luidt alweer een nieuwe periode in. In 1979 vindt de première plaats van de compositie Canto Ostinato (1976–79) voor toetsinstrumenten. In 1985 wordt dit werk uitgevoerd tijdens het Gala van de Nederlandse Muziek in het Concertgebouw te Amsterdam wat Ten Holt landelijke bekendheid geeft.
In de tachtiger jaren wordt de muziek van Ten Holt veelvuldig uitgevoerd, niet alleen in concertzalen maar vaak ook op zeer uiteenlopende lokaties zoals stationshallen en parken en pleinen. Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht vervult een belangrijke rol in de verbreiding van de muziek van Ten Holt door enkele seizoenen series te organiseren met zijn avondvullende composities voor toetsinstrumenten. Van deze concerten zijn verscheidene compact discs verschenen.

h

werken

Ten Holt heeft een omvangrijk oeuvre dat in drie periodes is te verdelen. De piano speelt een centrale rol in de eerste en laatste periode.
In de eerste periode vormt Ten Holt zijn muzikale identiteit vanuit een ontworsteling aan de invloedssfeer van zijn leermeester Van Domselaer. De twee pianowerken Bagatellen (1953–54) en Cyclus aan de Waanzin (1961–62) zijn typerend voor dit proces. Over de tonale en expressieve Bagatellen zegt Ten Holt: 'Een renaissancistische levensfase vindt in de Bagatellen zijn uitdrukking in een stijl die we kunnen situeren tussen Chopin, Bartok en Janacek met nog enkele reminiscenties aan het latere werk van Van Domselaer'. Via het eigen componeersysteem van de diagonaalmethode verlaat Ten Holt de tonaliteit en vindt zijn weg in de Cyclus aan de Waanzin (1961–62). ('Het tonale element zwerft als een schim door de Cyclus en presenteert, dan openlijk, dan in vermomming de rekening van een onbetaalde schuld')
De tweede periode beslaat muziek die vanuit diverse theoretische principes geconstrueerd is waarbij het toonmateriaal serieel bepaald is. Zo staat in de belangrijke compositie A./ta–lon uit 1966–68
de relatie taal/muziek centraal. In Interpolations voor piano uit 1968 gebruikt Ten Holt een aleatorische compositietechniek. In de 5 Pieces (1970–72) heeft de computer invloed op het compositorische resultaat. Ten slotte vervaardigt Ten Holt enkele elektronische composities.
('Het aspekt van de zogenaamde emotionaliteit, overtrokken tot een verafgode instantie, het certificaat van gevoeligheid, geëvangeliseerd als de drager van de 'boodschap' is teruggewezen (niet ontkend) naar haar rechtmatige en demokratische plaats, dienstbaar als gelijkwaardige medewerker in het realisatieproces').

h

In de derde periode keert Ten Holt terug naar het instrument waarmee het componeren voor hem begonnen is: de piano. Hij noemt het zelf een sterke fysieke betrekking tot de klank. Zelf schrijft hij hierover: 'Mijn handen grijpen naar dat wat ik niet "begrijpen" kan met mijn verstand: ik geloof in mijn handen (...) Door hen tast ik in het duister en ik grijp naar een realiteit die ik (de belichaming zijnde) slechts als nevelvlek, als sensatie beleef'. Het resulteert in zijn belangrijkste compositie in deze periode Canto Ostinato voor toetsinstrumenten uit 1976–79. Het is ontstaan vanuit een werkproces van achter de piano. De partituur is vormgegeven als een route waarlangs de uitvoerders kunnen gaan, gebruik makend van zogenaamde zwerfpartijendie naar keuze worden gebruikt. Het aantal uitvoerders is onbepaald evenals de totale lengte en het aantal herhalingen van de verschillende secties, van waaruit de compositie is opgebouwd. De vrijheid die de uitvoerders wordt gelaten geeft hen een grote gezamelijke verantwoordelijkheid voor het uiteindelijke resultaat.
In deze sterk tegen de repetitieve muziek aanleunende composities ontwikkelt Ten Holt een geheel eigen stijl waarin tonaliteit en herhaling een nieuw soort esthetiek oproepen ('tonaliteit na de dood van de tonaliteit'). Kenmerkende composities in deze stijl zijn behalve Canto Ostinato, Lemniscaat (1983), Horizon (1985), Incantatie IV (1990) en Soloduiveldansen II (1986) en III (1990), allen voor toetsinstrumenten.
De variabele lengte van deze composities komt tot uiting in concerten van vaak spectaculaire lengtes. De langste uitvoering vond plaats in 1983. In de oude bioscoopzaal van de Rustende Jager in Bergen
vindt een marathonuitvoering plaats van Lemniscaat (1983) die 2 etmalen duurt! Live uitgevoerde blokken van 2 à 3 uur worden volgens een dienstregeling afgewisseld door een bandopname die de continuïteit waarborgt.

'Mijn composities ontstaan zonder een vooropgezet plan en zijn als het ware de neerslag van een tocht die gericht is op een doel dat niet bekend is. Veel tijd, geduld en discipline zijn de voorwaarden voor het produktief maken van een (genetische) kode die uiteindelijk bepalend is voor vorm, struktuur, lengte, bezetting, etc. Zo'n proces is moeizaam omdat het zicht op die genererende kode voortdurend vertroebeld wordt door het menselijk tekort en de eigen wil, en het moet hebben van momenten van helderheid en vitaliteit. En dan, de zee spoelt en slijpt, de tijd kristalliseert.'

© Kees Wieringa, 1995

h

werkenlijst (selectie)

Pianosolo:
Kompositie (1941)
Kompositie I–IV (1942–48)
Bagatellen (1954)
Allegro ex machina (1955)
Journal (1957)
Diagonaal Suite (1957)
Muziek voor Pieter (1958)
Diagonaalsonate (1959)
Soloduiveldans I (1959)
5 Etudes (1961)
Cyclus aan de Waanzin (1961)
Interpolations (1969)
Natalon in E (1979)
Soloduiveldans II (1986) en III (1990)

Meerdere toetsinstrumenten:
Sequenzen (1965)
Canto Ostinato (1977–79)
Lemniscaat (1981–83)
Horizon (1984–85)
Incantatie IV (1987–90)

Diverse ensembles:
Suite voor strijkkwartet (1954–55)
Divertimento voor 3 fluiten (1957)
Trypticon voor 6 slagwerkers (1956)
Strijkkwartet no.2 (1965)
Kockijn, muziek voor de film 'Kockijn' van Rein Bloem (1966)
Differenties voor piano, 3 klarinetten en vibrafoon (1969)
Palimpsest voor strijkseptet (1993)

Orkest:
Diagonaalmuziek voor strijkers (1958)
Epigenese (1964)
..A/.ta–lon voor mezzo–sopraan en 36 pratende en spelende instrumentalisten op eigen geprogrammeerde teksten (1966–68)
Centri–fuga (1979)
Une musique Blanche (1981)

Electronische muziek:
Sevenplay (1970)
Inferno I en II (1970/71)
I am Sylvia but somebody else (1973)
Aforismen (1972/73)

h


Bibliografie

tijdschriftartikelen (selectie):

H.C. Ten Berge: Meditatie in het Nevelhuis. In: Vrij Nederland 1963
Mia Aleven: De componist anno 1969 is een klankregisseur. In: Volkskrant 27–9–1969
Ernst Vermeulen: Simeon Ten Holt. In: Haagse Post 1/1978
Elmer Schönberger: ..A/.TA–LON: concreet in een album van Hergé. In: Vrij Nederland 4–2–78
Ramon Gieling: Een gesprek met Simeon Ten Holt. In: Wolfsmond 13/14 1986
H.C. Ten Berge: Negen Opmerkingen over Canto Ostinato. In: Wolfsmond 13/14 1986
Ruud Molengraaf: De doorbraak van een componist naar een nieuwe toonbeleving. In: Jonas 8/1987
Jan Eilander: Nostalgie van een vreemdeling In: Volkskrant 24–4–94

televisie

Ramon Gieling: Televisieportret over Simeon Ten Holt. Voor: NOS–Beeldspraak 14–3–87

Discografie

Canto Ostinato (1976–79), Composer's Voice CVCD 2/3/4
Horizon (1985), Composer's Voice CVCD 5/6
Lemniscaat (1983), Clarison CLAR 53317/53318/53319
Soloduiveldans 2 (1986) en 3 (1990), Clavicenter PDH 25091
Soloduiveldans 2 (1986), Erasmus WVH 055
Natalon in E (1980), Cyclus aan de Waanzin (1962), De Jongste Dag CDJD 13 SH
Incantatie IV (1990), De Jongste Dag CDJD 18 SH

h

een noodlot

Simeon ten Holt kreeg les van de eigenzinnige componist en pianist Jacob van Domselaer, die net als hij in Bergen woonde. ‘Van Domselaer was niet alleen mijn leermeester, hij was een noodlot’, zegt Ten Holt hierover. ‘Hij volgde in zijn lessen de traditionele theorie en tegelijkertijd filosofeerde hij over Schönberg. Maar Van Domselaer was een nogal uitgesproken persoonlijkheid: hij verklaarde alles tot nul en beschouwde zichzelf als de componist die op de Olympus woonde. Zo ging ik ook niet naar het conservatorium, omdat hij al dat blokken en examens doen maar niks vond. Met het gevolg dat ik totaal niet toegerust was toen ik de wereld inging. Ik heb me van hem los moeten maken om mijn eigen vleugels uit te kunnen slaan. Toch heb ik altijd een sterke band met hem gehouden.’
Afgezien van een uitstapje naar Parijs, waar hij van 1949 tot 1954 woonde en les kreeg van grootheden als Arthur Honegger en Darius Milhaud – hetgeen hij overigens aanduidt als ‘decoratieve ervaringen, van geen enkel compositorisch belang’ – bleef Ten Holt zijn leven lang in Bergen wonen. Uit geldgebrek betrok hij in 1954 een verbouwde bunker uit de Tweede Wereldoorlog. In deze rustieke omgeving poogde hij zich te ontworstelen aan de sterk tonaal gerichte klankwereld van Van Domselaer. Toch ademt een belangrijke pianocompositie als Bagatellen (1954), die hij zelf in 1956 in Bergen in première bracht, nog een romantische sfeer. Om greep te krijgen op de begrippen tonaal/atonaal ontwikkelde Ten Holt vervolgens zijn diagonaalgedachte. Deze is gebaseerd op het tegelijkertijd laten klinken van elkaar aanvullende toonsoorten in tritonusverhouding. De tritonus, de afstand tussen c en fis/ges, deelt het octaaf exact in tweeën en werd hét interval van de naoorlogse avant-garde, die immers alle verwijzingen naar tonale spanningsverhoudingen wilde vermijden. Ten Holts bekendste composities uit deze periode zijn Diagonaalsuite voor piano (1957) en Diagonaalmuziek voor strijkorkest (1958).
Het was niet meer dan logisch dat Ten Holt hierna seriële werken zou gaan componeren, waarvan Cyclus aan de waanzin (1961-62) en ..A/.TA-LON (1967-68) de sleutelstukken vormen. Ten Holt: ‘Ik ging muziek benaderen als een taal, want ik realiseerde me dat zij niet alleen uit een mooie melodie bestaat, maar vier dimensies heeft, die je op elkaar kunt betrekken. In de klassieke muziek waren toonhoogte en tijdsduur bepalend - klankkleur of intensiteit speelden hoegenaamd geen rol. Met het serialisme kregen we de klankkleurkunst, het ruiselement werd ontdekt. Als je consequent doordenkt, leidt dat tot een verdieping van wat een toon uiteindelijk is. In ..A/.TA-LON, voor mezzosopraan en 36 spelende en pratende instrumentalisten, zijn alle muzikale parameters, zoals duur, intensiteit, hoogte, maar ook klankkleur, herleidbaar tot een en dezelfde reeks, met al haar transposities en permutaties. Zelfs de tekst heb ik volgens dezelfde structuur gemaakt, puur op taalklank.’ In dezelfde periode realiseerde Ten Holt ook een aantal elektronische composities aan het Instituut voor Sonologie in Utrecht, zoals I am Sylvia but somebody else en Inferno I en II.

h

Terug naar de tonaliteit
De vrijheidslievende Ten Holt voelde zich al snel bekneld door ‘het dictaat van het schema’ dat de seriële muziek nu eenmaal oplegt: ‘Ik kreeg er genoeg van om aan een tafel, vanuit mijn hoofd te componeren - vanuit het intellect en niet vanuit het gevoel. Van Domselaer had mij heel klassiek opgeleid, mijn vingers jeukten van verlangen naar de piano. Geleidelijk kwam ik tot het besef dat tonaliteit de adequate vorm is om een innerlijke wereld tot uitdrukking te brengen. Maar ik streefde naar een andere vorm dan die we al kenden. Zoals de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer de idee ontwikkelde van een “God na de dood van God”, ontwierp ik de “tonaliteit na de dood van de tonaliteit”. Ik maak weliswaar gebruik van de traditionele harmoniek, maar de elementen van spanning en ontspanning die daarvoor zo kenmerkend zijn, verzelfstandig ik tot muzikale objecten. De luisteraar hoort dus wel herkenbare akkoorden, maar deze volgen niet de conventionele muzikale route, omdat ze op zichzelf komen te staan.’ Het eerste werk dat Ten Holt vanuit deze houding componeerde was Canto ostinato (1976-79) voor één of meer toetsinstrumenten. De première in 1979 sloeg in als een bom. En de opname die er in 1984 in Vredenburg van werd gemaakt, groeide uit tot de best verkochte lp (later cd) die ooit van een Nederlandse componist is verschenen.

h

Interpretatievrijheid
Opvallend in het latere werk van Ten Holt is de grote interpretatievrijheid. Niet alleen kunnen stukken door verschillende soorten instrumenten worden uitgevoerd, ook het aantal spelers varieert. In de partituur staat naast de basispartij een aantal varianten genoteerd. De uitvoerders stellen hieruit, binnen bepaalde marges, hun eigen stuk samen. Zij bepalen het aantal herhalingen van een sectie, maar ook de dynamiek en de articulatie. Zo is een uitvoering altijd anders en kan de tijdsduur nogal variëren - Lemniscaat voor toetsinstrumenten (1982-83) nam bij zijn première dertig uur in beslag. Ten Holt: ‘Het gaat mij om een sociaal proces. De mens heeft een onvermogen tot communiceren en door zoveel open te laten dwing ik de spelers tot overleg. De moment gebonden interactie bepaalt de uiteindelijke vorm van het stuk. Ik ben slechts een regisseur op afstand: ik lever enkel de bouwstenen. Hierdoor ontstaat een continuüm tussen mij, de uitvoerder en het publiek: door te leren kennen, word je zelf gekend.’
Inmiddels heeft het bedrijfsleven interesse getoond in Ten Holts ideeën: ‘Ongeveer driekwart jaar geleden kreeg ik een artikel toegestuurd van dr. ir. Ton Asseldonk, waarin deze voorstelt de principes van mijn muziek over te hevelen naar het bedrijfsleven. Tegenover een van bovenaf, centraal bestuurde organisatie waarin het individu geen enkele vrijheid heeft om zelfstandig te handelen, plaatst hij mijn werkwijze, waarin de interactie tussen verschillende individuen centraal staat. In plaats van het massagerichte denken moeten we volgens hem naar een individuele benadering: iedereen krijgt een product op maat. Asseldonk noemt de oude, hiërarchische structuur een “kruispuntmentaliteit” – één persoon of dirigent bepaalt de hele gang van zaken. Daar tegenover staat de “rontondementaliteit” die hij herkent in mijn muziek, waarin het individu zelf verantwoordelijk is voor het eindproduct. Zo ontstaat een veel grotere interactiviteit tussen producent en klant.’
Het contact met Asseldonk leidde afgelopen december tot een experiment. Tijdens een uitvoering van Canto ostinato voor twee piano’s en twee marimba’s kreeg het publiek een afstandsbediening. Door middel van een druk op de knop kon men mede het verloop van de compositie bepalen – harder, zachter, donkerder, gepassioneerder. De gemiddelde uitkomst van deze publieksbemoeienis werd op een scherm geprojecteerd in steeds van kleur verschietende kolommen. Ten Holt: ‘Het was als het ware één grote hartenklop. Probleem is dat gevoel zich niet laat digitaliseren, het is nu een keer vloeiend. De musici wisten niet goed hoe ze op het scherm moesten reageren, omdat er twee talen werden gebruikt die strijdig zijn met elkaar. Het experiment is dus mislukt, maar vaak leiden juist miskleunen tot de interessantste ontdekkingen. Ik ben benieuwd wat hieruit voort zal komen!’

Thea Derks

h

Links