|
|


interviews met spelers:

naar een idee van Moos d'Herripon en Vincent Bijlo
"Ben ik een fout..."
We zitten allemaal vast, muurvast. Vast in ons eigen, kleine, bange kringetje van veronderstellingen. We oordelen, veroordelen, vooroordelen. Alles wat we niet verwachten wijzen we af.
Terwijl het onverwachte leidt tot nieuwe inzichten. Het onverwachte zet je aan het denken, doet je de dingen anders zien. Niemand is fout, tenzij in een oorlog, iedereen mag en moet gezien worden, en zich laten zien. Openheid is het enige antwoord op angst.
Haar witte stok stootte tegen iets aan. Een fiets. Naast de fiets stond een man. Hij vroeg de weg aan iemand, naar de Weltevredenstraat. De aangesprokene moest hem het antwoord schuldig blijven.
“Ik weet de Weltevredenstraat,” zei zij, “daar woon ik.” Ze legde de fietser uit hoe hij moest rijden. Hij bedankte haar, stapte op zijn fiets en reed weg.
Nog geen 30 seconden later hoorde ze hem aan iemand anders de weg naar de Weltevredenstraat vragen. Wie gelooft er nou een blinde. Dan kan ze in de Weltevredenstraat wonen, maar de weg wijzen, nee, sorry, onmogelijk.
Wie gelooft de dove als hij praat over muziek? Wie wil er darten met een spast? Wie wil er trivianten met een verstandelijk gehandicapte?
No Body is een dansvoorstelling op het snijvlak van theater en jeugdzorg en een vervolg op het succesvolle project Lastige Lijven. Hierin speelde de getalenteerde Daan Brouwer de sterren van de hemel. Samen met professionele dansers en een blinde acteur gaat Daan nu werken met meer tekst, van de hand van Vincent Bijlo. Het idee is van Moos d’Herripon.
VET in gesprek MET
Vincent Bijloo en Moos d’Herripon
Ze kunnen niet meer op mijn knopje drukken
Op de zonnige en warme veranda, steekt hij zijn verhaal af. Vincent geniet duidelijk van de vrouwelijke aandacht.
Vorige week nog racete hij namelijk rond in Valkenswaard over een circuit, geleid door een coureur.
“Dat was voor het tv-programma met Rob Kamphus. De opdracht was om geblinddoekt zelf te gassen en sturen. Blinddoeken hoefden ze mij natuurlijk niet, ha ha. De eerste keer maakte ik een geweldige spin en belandde in de grindbak, daarna heb ik de snelste tijd neergezet, tenminste dat denk ik. Ik heb zowaar Barbara de Loor verslagen en zelfs Joep van Lieshout, dat is een oud-racer weet je. Maar ik heb dan ook wel eens eerder autogereden hoor, met Bert Klunder en bij mijn oom Rob in de wagen.
Zonder lef kom ik nergens
“Dat blind racen was geen levenslef, het was gewoon leuk. Lef is vanzelfsprekend. Dat heb je gewoon. Lef is de adem van het leven. Zonder lef kom ik nergens. De eerste keer dat ik echt lef toonde was toen ik mijn studie opgaf om cabaret te gaan doen. Ik ga leven voor het woord, riep ik mezelf toe. Daarin is er maar één iemand die het voor me kan verpesten en dat ben ik zelf. Iedereen ontraadde me dat. Maar ik móest dit doen. Toch heb ik het niet ervaren als lef, je móet dat doen wat je drijft. Het heeft meer met wil te maken dan met lef.”
De dominantie van de gematigde matheid
Vincent heeft bewondering voor mensen die onafhankelijk in het leven blijven staan. Voor hen die hun eigen ding doen, opboksen tegen vooroordelen en rollenpatronen. Dat is lef hebben, volgens Vincent. “De maatschappij is gebaseerd op een openbare ruimte waarin niemand zich hoeft te storen. De gematigde matheid heerst alom. Alles wat maar kan hinderen wordt uitgebannen. Neem nu het verbod op religieuze uitingen.”
Moos d’Herripon, choreografe en danseres onderbreekt de spraakwaterval van Vincent: “het streven naar perfectie, maakt dat alles wat afwijkt vreselijk bij mensen tegen de borst stuit.”
Haar interruptie is echter van korte duur: “Ja, já”, roept Vincent, “in Frankrijk zijn ze veel verder met het ordenen van de openbare ruimte. Daar word ik aangegaapt, mijn blinde broer is zelfs eens verzocht het café te verlaten omdat hij klanten zou wegjagen met zijn blinde ogen. Dit is precies waar onze voorstelling No Body overgaat: iedereen die afwijkt heeft lef.”
Moos en Vincent verbazen zich erover hoe mensen alles weten te relatieveren, maar bij een handicap het tegenovergestelde doen. Dan wordt het juist uitvergroot. “Door te werken met de kinderen in Lastige Lijven kwam ik er achter dat de gehandicapten zichzelf als niet gehandicapt zagen.” Ze zeiden tegen haar: “ík heb geen handicap, mijn omgeving maakt me gehandicapt.”
Volgens Vincent wordt hij voortdurend door mensen gewezen op het feit dat hij blind is. “Daarom werd ik verliefd op Mariska. Die zette overal vazen met bloemen neer. Zij zag mij niet als gehandicapt, hield geen rekening met mijn blindheid en dus was ik in haar ogen een hurk door die vazen om te gooien”.
Polonaise van de mismaakten
Maar grappen maken over een handicap, het relativeren ervan, dat mag ook weer niet, volgens dezelfde omgeving. “Als wij met de spelers van Lastige Lijven door het dorp liepen, gingen de mensen opzij en keken ons na. Vincent: ”Ha, ha, zie daar: de polonaise van de mismaakten!”. Moos lacht : ”als ik daar dan een grap over maakte werden de omstanders daar boos om. Dát mocht toch niet, de gek steken met hun gebrek.” Vincent: “nee, dat mag niet, ze zijn toch zielig! Zo maakte ik tijdens de paralympics in Athene grappen over alle gebreken: hoe minder ledematen een sporter had, hoe meer voordeelpunten hij kreeg. Zwemmen met een open rug: waaah, hij zinkt! De zaal splijtte echt in tweeën. De validen geneerden zich kapot, terwijl de invaliden vonden dat de grappen wel erg soft waren.”
Terpstra zei tegen Vincent na afloop van zijn optreden in het Hollandhuis: “Dank voor je gruwelijke grappen, maar ze zijn zo nodig”.
Een handicap mag niet gerelativeerd worden. Mensen kunnen dan namelijk niet meer helpen. Helpen is van nature een goede neiging van de mens. Als ze dat niet meer kunnen verliezen ze hun superioriteit.
Vincent: “ze kunnen niet meer op mijn knopje drukken. Sommige gehandicapten kunnen daarin ook enorm doorschieten. Zelluf doen roepen ze dan, laat me los! Die gaan niet uit van de goede intenties van mensen en raken enorm gefrustreerd. Dan ben je niet onafhankelijk. Dat ben je pas als je afhankelijk durft te zijn.”
“Anderen kruipen juist lekker in die slachtofferrol, die gaan samenklitten. In die wereld zit ik niet dankzij mijn ouders. Dat was geen lef van mezelf, dat is mijn karakter. Ik ben gevormd door mijn ouders, zij schopten mij gewoon de straat op.”
“Maar jullie kunnen ook zo kwetsbaar zijn!” roept Moos uit.
“Als je er vanuit gaat dat je omgeving goed is, ben je minder kwetsbaar. Ik zie geen spookachtige donkere gangen in de metro. Ik zie geen onveilige situatie. Ik voel me dus eigenlijk veel veiliger dan jullie. Iets overkomt me pas, als het me gebeurt.”
Gevoelsmatig visueel vervuild
Vincent vervolgt zijn betoog: “wie bepaalt dat je gehandicapt bent? Zwanger zijn is misschien ook wel een handicap, maar dat vindt iedereen mooi. We moeten wel oppassen, Moos, dat we met No Body geen etalageruit maken. Geen vitrine voor lichaamsonderdelen. Het is moeilijk om uit het kermiscircuit te blijven.”
Dit is de reden waarom Moos met Vincent wil werken, zij kan nog zoveel van hem leren omdat hij anders naar de wereld kijkt. Hij is voor haar vernieuwend, omdat “normale” mensen gevoelsmatig visueel vervuild zijn, volgens haar.
Volgens Vincent is dat juist het gevaar. Hiermee worden invaliden weer op een voetstuk gezet. Zij kunnen juist weer leren van validen. “Daarom is het dus logisch en goed om ook in het theater samen te werken”, besluit Moos puntig.
Volgens Moos is elke theatermaker “asociaal lefhartig”. “Die vindt zijn eigen voorstelling de belangrijkste. Al voordat er ook maar iets op papier staat durven zij te zeggen: mijn programma is geweldig!” Vincent vindt dat enorm stoer. “Soms verzin ik maar wat. Ik heb ooit verzonnen dat ik een roman geschreven had. Kreeg iedereen direct verwachtingen. Er moet dus wat achter je lef zitten, anders is het bluf en val je door de mand. Moos ziet dat niet als bluf, het is wél lef hebben, “je moet dan ook gewoon, door het te zeggen stel je die daad, dat geeft zekerheid.”
“Dat ik Vincent belde bijvoorbeeld over mijn idee en of hij mee wilde schrijven aan No Body, dát was pas lef.“
Vincent is enorm gefascineerd door de manier van werken van Moos. Hij zag de voorstelling Lastige Lijven en was direct geïnteresseerd in de combinatie valide-invalide. Hij vindt Moos niet moralistisch, volgens hem weet zij de gehele thematiek rondom mooi en lelijk naar een hoger abstractieniveau te brengen.
Maar hij heeft ook kritiek op de voorstelling Lastige Lijven. “het was onrustig om naar te luisteren. Ik had behoefte aan meer tekst-ankers. Mijn voice-over in No Body is een mooi idee, die biedt rust. Heftige beweging leidt het publiek af.
Moos: “mijjn manier van communiceren is die van de lichaamstaal. Iets verwoorden is voor mij wat voor de meeste mensen het interpreteren van een gezichtsuitdrukking is. Enorm moeilijk dus. Daarom bewonder ik de taalbeheersing van Vincent, zijn spel met woorden. Hij brengt goed onder woorden wat ik zeg met mijn choreografie.”
No Body
Uiteindelijk moet het publiek uitmaken hoe het de voorstelling bekijkt. Zij plaatst het binnen een kader, een hokje. Moos en Vincent gaan in No Body proberen het publiek juist géén kader te geven, zonder vaag te worden. “Mensen sluiten zich af omdat ze teveel informatie krijgen. Iets extreems valt dan op: porno, geweld, een handicap, daar heeft men oog voor, dat kunnen ze een plek geven. Wij gaan met No Body handicaps uit de extremiteit halen, zodat ze geen plek meer krijgen, het geen issue meer is.”
NoBody speelt vanaf september 2010 en is geschikt voor iedereen vanaf 12 jaar. Het is een dansvoorstelling met een valide en invalide danser, op tekst van Vincent Bijlo. De verkoop is in handen van Frontaal. Idee en choreografie: Moos d’Herripon.
|